Andere Levieten kregen de volgende taken:
Achia werd belast met het toezicht op de schatkamers van de tempel van God en de schatkamers waar de wijgeschenken werden bewaard. Ook Jechiëls nakomelingen Zetam en zijn broer Joël, uit de familie van Ladan, werden belast met het toezicht op de schatkamers van de tempel van de HEER. De hoofden van de familie van de Gersoniet Ladan waren namelijk afstammelingen van Jechiël.
De afstammelingen van Amram, Jishar, Chebron en Uzziël kregen de volgende taken:
Sebuël, een afstammeling van Mozes’ zoon Gersom, werd opperschatbewaarder. Een familielid van hem was Selomit, de zoon van Zichri, die de zoon was van Joram, de zoon van Jesaja, de zoon van Rechabja, de zoon van Eliëzer. Deze Selomit en zijn verwanten werden belast met het toezicht op de schatkamers waar de wijgeschenken werden bewaard die door koning David, de familiehoofden, de bevelhebbers over duizend en die over honderd man en de legeraanvoerders aan de HEER waren afgestaan; zij hadden steeds een deel van hun oorlogsbuit geheiligd om het heiligdom van de HEER te onderhouden. Ook de voorwerpen die aan de HEER waren afgestaan door de ziener Samuël, door Saul, de zoon van Kis, Abner, de zoon van Ner, Joab, de zoon van Seruja, en vele anderen, werden toevertrouwd aan de zorg van Selomit en zijn familie.